Ik hoor in A., bij de vergeelde trillende meneer
Die eens mijn kamers verhuurde en nu mijn
Stempas moet controleren op

Echtheid maar dan opeens in glimlach uitbreekt
En mij naar het aantal kinderen vraagt (waar ik
Voor gemachtigd

Ben – de meneer in de rij achter me zegt ‘we
Worden wel erg streng gecontroleerd vandaag’
En een mevrouw roept verheugd dat ze er al

100  hebben), bij de mollige mevrouw met schort
Tot op de grond die vier gebakjes lillend buiten in
Mijn fietsmand legt

Waar kraaien net nog in-en uitvlogen, zij is al
Op vanwege zeven want het is een speciale dag
En bij de meneer van het postkantoortje annex

Dropjes-, boekenzaak die ooit eens begeerlijk was
Vanachter mijn balie daar tegenover, bij de
Hobbels in deze weg die

Gebak en poststuk omhoog doet vliegen, bij
Het bochtje naar dit huis waar buurman N. niets
Vermoedend net naar buiten stapt, midden in

Het politiek gesprek tussen twee vrouwen waarvan de
Een hardnekkig volhoudt en de ander zuchtend
Zegt ‘maar HIJ doet helemaal niets voor ons’