In een van de vele omtrekkende bewegingen die
Naar mijn moeder leiden, zit een hagelwit  nieuwe
Bocht die onder de snelweg door, uitkomt in ons
Oude land zodat ik

Voet op aarde, oor tegen het zand, de stemmen van
Mijn voorvaderen hoor, het hooi en zweet ruikend
(de paarden hinniken, de koeien dampen, een ooievaar
Staat roerloos zoals nu

De windmolen), voorbij de opgeworpen heuvel weet
Ik me het huis, de stallen, het altijd vieze pad naar
De melkbussen, de schuren, plukken haar en gras
Aan de draden waaronder wij

Als kind moesten bukken, in deze stilte van de ochtend
Met mijn voeten op nieuw land, bedacht door mensen
In een perfekte lijn langs nieuwe huizen, dreunen
De voetstappen van toen alsof

De aarde opnieuw scheuren zal, aderen als breuklijnen
En bloed als lava, opnieuw een beweging die rond
Mijn hart naar het hare trekt en hen meeneemt, mijn
Ploegende vaders