Wat doen we nu, vraagt mijn moeder terwijl
Ze verlegen op onze handen kijkt, niets, zeg
Ik, ik zit gewoon

Bij je, maar wat, zegt ze opnieuw, doen we dan?
Ik streel haar hand, aders, zegt ze en trekt met haar
Vinger langs de sporen, ook

Bij jou, geef maar, zeg ik en haar vuist ontspant
Zich en strooit zich uit op tafel voor me, haar
Hand schudt zich

Los, dan ligt het daar en ik er bovenop, een
Meisje vouwt wasgoed, Johnny Cash zingt Hurt
Een vrouw aan tafel  ‘voorwaarts

Christenstrijders’, het is teveel na het onweer
Van die ochtend en de sijpelende regen en
Mijn stroef geworden

Dijen, het is teveel maar andermaal is het niets
Meer dan dat ik haar doe denken aan iemand anders
Wat doet Alja? vraag ik haar

Ze zou het niet weten, zegt ze, ze is lang niet daar
Geweest, we probeerden het, zegt ze, met muziek
Enzo