Ik herinner me dat ik teleurgesteld was toen papa me Caravaggio’s Judith had laten zien. Ze was volkomen passief de nek van een man aan het doorzagen. Caravaggio had al het gevoel in de man gelegd. Blijkbaar kon hij het zich niet voorstellen dat een vrouw ook maar één enkele gedachte kon hebben. Ik wilde haar gedachten schilderen, als zoiets al mogelijk was – vastberadenheid en concentratie en geloof in de absolute noodzaak van de daad. Het lot van haar volk dat op haar schouders rust. Zonder genoegen te scheppen in de daad, het gewoon doen. En zijn gedachten ook. Verwarring en afschuw. Een onbeheersbare wereld. Ja, dat begreep ik. Dat deel kon ik schilderen. Maar kon ik Judith schilderen?

Susan Vreeland:  The passion of Artemisia