stond ik zo aan de zomerrand kwam er een
opgeruimde klant droeg krijtwitte
schoenen donkerblauwe broek vroeg ik of
ik mee kon varen en mijn koffer was geruit
floot die man een meeuwenlied en groen dat
de peppels waren op het water mag ik niet
en waar haal ik een boot vandaan zei hij
keek naar zijn broek en plukte eraan en ik
zei zorgeloos dat maakt niet uit u bent in
elk geval matroos

Herta Müller, uit: De rokkenjager en diens bijdehante tante