Niet te kunnen doen wat ik dagelijks doe, brengt geen opluchting
mee maar een verdwaasd gevoel van misplaatstheid,

het helpt niet dat ik bijna altijd denk dat ik zelf schuld heb, iets
verkeerd begreep of ergens aanzat waar ik nooit

aan had mogen zitten, denk aan dat ene dominosteentje, de kruimels
in mijn toetsenbord, de collega in de bezemkast of

de slagroom aan de rand van de taart. En ik ga zitten wachten, iets
dat sowieso bij vrouwen hoort, bij bepaalde functies,

bij ouderschap, liefde en wereldvrede. Je pompt je band op maar
gaat niet fietsen, je doet een boodschap maar neemt

het verkeerde mee, je maakt een stapel van al je boeken naast de
zachte bank maar zet er een kopje koffie bovenop, je

denkt aan de kleur paars ter afwisseling van al dat zwart en of die
man al dood is die altijd zei dat groei het belangrijkst is.