Aan de overkant heeft de bewoner zich teruggetrokken. Lag hij
gisteren nog onder de wolken in het gezinsbadje,

vandaag houdt hij een winterslaap op de bank binnen. Aan de
andere kant is de caravan, zo’n schattig oud exemplaar,

gehaakte gordijntjes en zachtgroen, verdwenen, de vuilnisbak
staat in het steegje. De straten zijn leeg, de

kinderen uit logeren, de mamma’s met de meiden weg, heel even
is de stilte zelfs bedreigend alsof het houtvuur bij

de een nog sist, drie worstjes nog eetbaar zijn en alles een pijnlijke
vergissing. Op het voetbalveld zijn alleen de meeuwen,

in de supermarkt heeft de kassière haar vest aan en alleen de oude
man uit de bosjes haalt drie kratten bier. Hier tillen we

het haar op zolder en werken we in een blote jurk, straks gaan we
dansen in de regen en op natte voeten verder, kletsend.