Vandaag dan. Hoge stappen makend in het zonlicht, rechtsaf
naar het park, jas los. Kijken hoe een nieuwe wijk

ontstaat, of ik daar zou kunnen wonen, of ik mezelf nog verder
kan verplaatsen. Een enkeling al met een bankje

voor de deur, een gordijntje opgehangen, twee identieke katten
voor het raam, een bouwopzichter die een sjekkie

draait, een auto die blokkeert. Een hek dat half omvalt, het geraas
van een trein links, geen boom te zien, nauwelijks

licht in de zijstraten, geen favoriete groenteboer. Hoewel ons
nummer oploopt (85 nu in een rijtje van 858) zijn we

kansloos. Terug zoals gisteren. Daar ligt het voetbalveld met
de gescheurde vuilniszakken en de lekke bal.

Daar krijsen de meeuwen. Abdul heeft kersen in de aanbieding,
zo groot zag je ze nog nooit, ‘morgen’ zegt hij, voor vandaag.