De hele dag is het alsof een onwillige gast twijfelt bij de hoofdingang,
nog een minuut zon of het grasveld hiervoor, de

volgende straat of gewoon helemaal niets. De deur van deze boomhut
staat open alsof er een gordijn wappert van tak

naar tak en wij wiegen mee, op het geluid van krakende buizen, mannen
op werkschoenen en schroevende handen terwijl we

ons staande houden achter de werktafel die opeens halverwege de gang
staat in de frisse stroom van buitenlucht, zweet en

witte boterhammen met speculaasjes. Midden in een gesprek gaat vaak
de telefoon, het knarsen van de hoogwerker, een hoge toon

vanuit het flikkerende lampje op de cabine, we zouden heel ergens anders
kunnen zijn, sowieso moeten we straks doorschuiven

naar de badcel want alles, alles, zegt de snelste bezoeker, moet aan de
nieuwe regels voldoen. Ze zijn mij het liefst onbekend.