De wind blaast de lichten uit de tuin hierachter tot kermisachtige
hoogte, de kleuren schril alsof er een autoverkoop

plaatsvindt, het lawaai van omvallende vuilnisbakken toepasselijk
terwijl we de dag ervoor nog dachten aan

klingelende belletjes, een arrenslee en veel sneeuw, warme glühwein
en een buurman met uitgestoken armen. In de tuin

ernaast staat het zwembad opgevouwen in de hoek tot het loslaat
en met een plof de ingang blokkeert, het metalen hek

gaat niet meer open en een alarm blijft de halve nacht loeien. De
boomhut houdt stand, als een moeder die mijn kasten

een halve centimeter verschuift om te kijken hoe het dan staat en
of er nog iets waardevols uitvalt terwijl de stofzuiger

net past tussen de ontstane kieren, mij in verwarring latend. De
stilte die daarna over de hele stad hangt is angstaanjagend.