Omdat hij niet kan slapen, ligt zij meestal met een kromme vinger
boven zijn pijnlijk gefronst hoofd te kijken naar hem

en streelt hem zachtjes en telt de pufjes die uit zijn borst komen.
Omdat hij nooit een mooie droom heeft en omdat hij

natuurlijk niet kan slapen, vertelt zij met sussende stem de leukste
dingen en leest voor, ze lees het hele boekje uit

terwijl naast haar geluiden klinken uit het oerbos. Omdat hij echt
niet kan slapen, kijken ze nog een film, iets lichts

en zomaar ook romantisch, en voelt ze zijn hoofd tegen haar schouder
steeds zwaarder worden. Omdat hij niet gewend is aan

haar blijven, zo legt hij later uit bij het gekookte ei en de geroosterde
boterhammen, kan hij zich niet ontspannen. Ze is een

te grote afleidende factor. O, zegt ze, vandaar. Hij steekt zijn hoofd
onder de koude kraan om wakker te worden, zij gaapt.