Hij staat in de keuken van mijn ouderlijk huis en roert in een
pan en houdt me tegen als ik door de bijkeuken

naar buiten wil, er staat een glanzende sportauto in de garage
en mijn fiets wacht ernaast, het regent, op

het erf een kleine tractor en zijn auto. Hij duwt me licht terug
en zegt dat ik eerst moet eten, ik moet voor

mezelf zorgen, met een lepel duwt hij mijn mond open en voert
me. Hij staat zo dichtbij dat ik alles van hem zie.

Ik voel zijn lijf door de broek heen, door alle tussenliggende jaren
en voel hoe ik langzaam begin te huilen, niet

daar aan mijn moeders plaats in de keuken maar in mijn bed. Het
is nacht nog en ik wil niet weg. Het laatste

dat ik zie is een heel klein meisje dat tegen een dode leunt en
vergeefs probeert hem warm te houden.