Eerst nu zie ik achterin de foto mijn jasje hangen, een stoel onder
mijn zwarte aanwezigheid verborgen, het
bewijs dus dat ik daar was, toen, eens. Het is alsof ik de scheuren
in de stof, daar bewust in gemaakt, zie en kan
voelen, de haren van het rugpand kan plukken, in de linker zak het
boodschappenbriefje vindt en zo weer terugval
in die tijd en gewoonten. Er zal een munt zitten in de andere zak
of een verfrommelde tissue en ik zal mezelf
ruiken, een lichte geur van haast en parfum, en weten waarom ik
daar was. Ik had geen jas nodig binnen die
temperaturen. In het voorbijgaan zal iets of iemand even tegen de
stoel leunen, de stof afschuieren en mij rechter hangen, zo
functioneert zij als perfect attribuut in het beeld dat van die kamer
en onszelf bestaat. De bewoners ontbreken, de gasten ook.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x