Het is alsof binnen ook een wit laagje ligt dat dempt en versiert,
het trappenhuis glad en gevaarlijk maar voorzien van

diepe rust, kalme wanden, inspirerende kunst. De nacht was nog
diep donker en met dreunende deuren, in de

buik van dit hol een brullende motor, brekend glas, een gillend
verwijt, een belofte tot beterschap hoewel deze

vrede daar niets mee te maken heeft. Alles staat nu roerloos en
met stijve armen halverwege de lucht, ook

vogels hangen zwart in de tekening, wachtend bijna tot iemand
of iets een tikje geeft tegen dit schilderij, de

maker alsnog zich bedenkt, een hand gul en gretig verder gaat
met strooien, geluiden weer aanzwellen, mensen

de treden nemen naar beneden en zich verzamelen voor het
vervolg, voorzichtig de glasscherven oppakkend.