Hun lange vingers steeds soepeler, hun lijven steeds langer, hun
blik op het scherm gericht of even, vaag bijna, op mij

en in mij, ze kunnen drie dingen tegelijk, zeggen hoe onzeker ik
nog steeds ben, welk level het interessants is en dat

spelen en alles eten dat ik hen voor schuif. Ze kunnen elkaar hard
raken, de een heeft een baard die sneller groeit, de

ander is te blond, de een heeft zojuist een meisje achtergelaten,
de ander wordt door haar aangezet tot protest, met

hem zou niemand ruzie krijgen en bij beiden moet ik op mijn
tenen om in de armen te passen terwijl ze zich

vooroverbuigen. Dat gebaar is nieuw, vroeger stompten ze alleen
op mijn rechterschouder of sloegen die ene arm goedmoedig

in het voorbijgaan op dat kleine moedertje. Ze kunnen loslaten,
dat is het misschien wel, ik nog niet.