Geluk was fietsen onder de tunnel door terwijl er een
trein bleef stilstaan en zelfs als hij net langzaam
wegreed, een glimlachende chauffeur die je liet oversteken
ook al was er geen zebra, een man die
sorry zei terwijl je tegen hem botste, een grote koffie voor
het ongemak van het lange wachten, een
passant die over je haar begon, dat danste op je rug. Ook
wel het thuiskomen met boven je een
inktblauwe lucht die, eenmaal binnen, uiteenscheurt en
met groen, geel en witte vlagen lichtflitsen
voorbij de horizon stuurt, een kind dat je tot voorzichtigheid
maant, het derde deel van een boek dat je
zelf had moeten schrijven, de stilte nadien en ergens in de
verte een bekende stem die een liedje begint.
Jan Woordenaar Bontje Brugman
22 september 2018 — 08:45
Wat een mooi gedicht… Chapeau!
Grappig: je loopt/rijdt uiteraard DOOR DE TUNNEL, maar (ook) Rotterdams zeggen: ik ging onder de tunnel door.
alja
22 september 2018 — 08:54
dank Jan, misschien toch een verre voorvader uit het Rotterdamse?