Terwijl we stoeien met het dak van een Mini en botsen met
de camper achter het autootje van een beer die
we tot gisteren niet kenden terwijl we liften aan de kant van
de weg, parasol boven ons hoofd en ballonnen
die de route alvast zwevend nemen, hopen op een joviale
chauffeur maar vooral proviand onderweg, blijft
een zacht gekrijs in de oren klinken, een verontwaardigd en
bitter huilen dat, als we niet opstaan, een
stampvoetende cadans zal worden. Er zijn twee mannen met
elkaar in gesprek en ze buigen zich over
mijn etenstafel, drukken hun armen tegen elkaar, vegen de
kopjes en glazen van het beduimeld blad, grijnzen
vervaarlijk vanaf bladzijde 7 en hoofdstuk 3 mij aan, bukken
zich en rapen de scherven waaraan de suiker nog kleeft.
(we zijn teruggegaan naar boek 4 uit 2010 teneinde het manuscript
te voltooien)
Harry
15 maart 2018 — 07:44
Ah, goede reis!