Daar krioelden alleen de beesten onder mij. In het
donker en op natte aarde, tussen piepende hekken
en smalle stroken land waarover

eerder mijn voorouders de sporen trokken. Hier leven
de mensen die hun gesprekken, voertuigen, honden,
vrienden onderaan mijn voeten verdelen,

luidkeels snaterend niets in ere houdend dan zichzelf.
Om terug te zijn, het pad te lopen tussen deze twee
plaatsen en de doden te herkennen, de vogels

op te graven, de kerkklokken te laten luiden, drie
rondes vol omtrekkende bewegingen waarbij ik elk
van hen kan groeten, de bomen te horen

ruisen, de enkele stap echoënd in een ochtend die dan
pas ontwaakt met geuren van het bloeiend veld, de
oogst, het fruit in de schuur en haar psalm.

 

(op mijn auteurspagina op Facebook een flard presentatie uit januari dit jaar
van de bundel handelend over het dorp)