Als ik in de ochtend niet begin met mijn gedicht, is
de dag zoek en waar ben jij, waar ben jij

en als ik in de avond niet sluit met mijn aantekening,
is de dag verdwenen zoals jij en ik,

waar ben ik dan gebleven en waar dan de blik overzee,
het grensoverschrijdend reizen vanuit dit

vierkant bestaan, waar dan de vogels en het ruisen van
de bomen, waar dan de mensen. Zoals ik

toen, geknield, of ernstig vast mijn handen hield en hen
noemde en hun betekenis en als laatste dan,

als laatste mezelf en nooit precies wist waarvoor maar
in haar opsomming geloofde en het herhalen van

om niet te vallen tussen beddenrand en koud zeil, de
aarde plat nog en het water stijgend.