Blijkbaar, zeg ik daar, heb ik iemand nodig voor wie
ik de schijn kan ophouden, met wie

te leven valt. Moe van mijn eigen teksten en twijfel
aan de oprechtheid ervan. Het gemak

waarmee ook mijn vader liefhad en spijt had en om
genade vroeg. Schijnbaar, zeg ik. Pratend

tegen haar zoals schrijvend naar het meisje van nu en
opnieuw uitleg vragend. Zinnen te kort nog.

Intentie te groot. Hart te open. Armen te wijd. Doe er
iets mee, zei hij dan. Hij wilde evenveel.

In de la van het bureau lagen zijn aantekeningen onder
de berekeningen van klant X, ze

waren net zo moeiteloos groot. In het echte leven waren
beide verzinsels opvallend afwezig.