Het is zo’n avond als heel lang geleden. Ik ben haar.
Ik voed mijn kind en alleen ik weet wat het

beste is voor haar. Ik moet haar beschermen en ook
beleefd en aardig zijn voor de rest.

Meedoen met het gesprek, ze betrekken bij en de onzin
die ze uitkramen, vergeten. Iets zeggen over

hoe het bloesje past bij het speeltje van het kind. Er
is nooit ruzie zoals er nooit openlijk waardering

is. Er is aanpassing zonder respect zoals toen er wel
gerookt mocht maar alleen niet bij het

eten. Ik voel onze kwetsbaarheid èn onze kracht. Hoor
het diepe lachje van het kind, kijk

in dezelfde richting als de anderen. Zij verbond toen,
zij verbindt nu. Liefdeskind noemde ik haar.

Ook voor hen had ik een woord. Er zat altijd een strik
om de verkeerde, mierzoete wijn.