De overgang ligt niet van het ene in het andere jaar,
maar bij de huizen die men betrekt of achterlaat, de
man die men liggen liet of de ouders, koud

op elkaar, de straten die men nam of de nieuwe richting,
de temperaturen buiten of de hoeveelheid licht, het
wonder van een kind uit jouw kind dat

er gisteren nog niet was of de diepte van het water voor
je huis vanaf het midden van de brug. De overgang van
rijk zijn en voorraden in vele kasten naar

sociaal nauwelijks aanvaardbaar, van samenwonen naar
alleen zijn, van geen succes naar interessante aanbieding,
van discipline naar luiheid, durf tot alles

naar angst opeens weer niet te weten wat men schrijven
moet. De overgang markeert de afwezigheid van muziek
binnen deze muren, zachte valpartijen

in de betonnen torens, bezoekers die met hoge benen
door het weiland stappen en dat wat men eigenlijk moet
doen: de tijd vasthouden en haar bewaren.