Opdat we het niet vergeten: de lucht toen van hetzelfde
blauw als nu, een avond die zou vallen, licht

langzaam wijkend terwijl de geuren sterker werden, een
warme nieuwe dag beloofden, jij mij

een vervolg, hoe klein dan ook. Ongetwijfeld voegde je
eraan toe dat niets zeker was, alles een eigen

keuze, alles een direct gevolg van het zijn. En natuurlijk
schamperde ik, wat was dat ‘zijn’ nu helemaal als

je steeds maar rechtdoor liep en die lucht boven je hing
en naast je kikkers plonsden, riet wuivend en

druppels in het gras, en jij daarnaast, steeds maar pratend.
Je zei dat je het liefst wilde zien waar je naar

toe liep. Ik miste een boodschappentas en een lijstje maar
jij bent er nu al en ik nog niet.