Het dorp en haar bedoeling mij nogmaals rond de
kerk te laten lopen, zeven maal, ligt

verder weg dan ooit. Haar verlaten straat krult zich
om het nog lege huis, tegels glad van

mos en vroege regen. Het omvergetrokken bord
‘te koop’ lijkt het faillissement van

alles dat vroeger plaatsvond, er is niemand die mij
crediteert. Op het graf de rotte bloemen.

In gedichten nog de belofte: hoe ik vakantie zou
vieren te midden van hen en kaarten

zou sturen waarop ze allemaal hun handtekening
mochten zetten. Ik vind ze

in mijn postvak, ongestempeld. Ingekleurd met de
zoete kleur van toen, zelfs de haan op haar toren.