In schone witte gangen, de tegels koel, passeren zij.
Dit keer met blote armen, ruggen nat, de

gezichten rood boven de in haast uitgetrokken jas.
Herfst de voorspelling, zomer de beloning.

Tegen elkaar deinend, drukkend, duwend, deur in
en uit, de herhaalde mededeling dat

ze nu gaan vertrekken. Houd staande boven de afgrond,
houd elkaar. En terwijl ik

iedereen herken, ken ik alleen haar, buik vooruit de
plekken eisend die haar toebedeeld zijn.

Langgerekt verdwijnen en verschijnen de hoofden in
zwarte schaduwen, reikhalzend

naar elkaar en het moment van aankomst. De huid
verloren op het dampend asfalt.

 

20160530_185412

Londen, 30 mei 2016