Zij houdt het vet nog even vast, het knijpen
goedmoedig keurend, wetend dat

morgen het nieuwe patroon begint, het afwegen
van de feiten, het bijna opgelucht herhaald

idee dat niets te laat is nog, alles hersteld kan
vermits zij, en wel van harte.

Zij zal de tijd inhalen en het verzuim en alles
goedmaken binnen zichzelf.

En passant neemt zij het huis mee, het stof uit
alle hoekjes en blaast de ramen open.

Bij de pauze om half elf verlangt zij meer, om
twaalf en vier hetzelfde, niemand die

nadrukkelijk kucht. Morgen dan start het echte
leven, dat weet iedereen.