Er ligt een steen op mijn hart, denk ik.
Nu is het gewoon zo dat ik – buiten
adem – de storm trotseer, maar het klinkt
zo mooi, het is dezelfde droefheid
die zij kent. Mijn fiets tegen haar stenen,
chocoladetaart in de bak voorop alsof
ik harder zou gaan dan en beloond zou
worden achteraf. Haar vestzak
herbergt een zakdoek, zij is voorbereid
op mijn kleverige vingers. Nu ik
weet, zegt zij, hoe je eruit ziet, kan ik je
terugvinden. Ik leg mijn hart
op tafel en kijk ernaar. De wind kleeft zich
aan haar zoetigheid. Zij zingt.
Ernst Jan Peters
30 december 2015 — 13:34
Kwam de verwijzing naar mijn blog vandaag pas tegen… Er zitten zo veel lagen in je gedicht dat ik er nog niet mijn vingers achter heb gekregen en toch spreekt het mij aan… Dank je.
alja
30 december 2015 — 17:04
Graag gedaan!