Zijn kontakt met de wereld bestond vroeger
uit het leggen van zijn vinger op

het smalle spoor dat liep van zolderraam naar
trap en over het rekje met wasgoed tot

de half verweekte kartonnen dozen met ‘moeder’
erop. Nu ligt op tafel en binnen zijn

hand een klein stukje rails dat vanuit het niets
naar het andere niets buigt.

Er moet nog een vertrekhal komen, koffers
en souvenirs en mensen vooral.

Dan ook bergen langszij en tinkelende bellen
die hij zich herinnert van zijn

eerste reis langs wissels, rangeerterreinen en
huilende vrouwen. Langs de tafelpoot

misschien een spontaan ongeluk, een lastige
passagier, een overstekend kind.