Misschien is de vakantie voorbij. In
de bomen een rood blad, een

natte tent op de camping, boze boeren
op de weg, een familielid

die vraagt of ik er straks nog ben. Als
antwoord maak ik foto’s van

de uiteengevallen tuin. Kinderen slapen
lang beneden mij, waterijsjes

als toetje, elke dag een kleurplaat. Stiekem
draai ik wassen, strijk bergen

t-shirts, reinig hun voetstappen. Ik woon
nog steeds boven.

Als ze zich mij herinneren, nemen ze de
trap. Mijn geluiden zijn

zo geruststellend dat ze hun vertrek boeken.
Mijn handen leeg aan de bedrand.