Hoe zacht en langzaam ook ik haar trappen
afdaalde, altijd was het te snel en te

nadrukkelijk, ze riep me terug, ik klom naar
boven, zat bij haar neer en vertelde.

Om dan nu in het donker haar contouren te
ontwaren, alleen het neusje boven

dek, de deken keurig, de ademhaling rustig
en dan zoveel verhalen te kennen.

Teruggeroepen te worden alleen door mezelf.
Bij haar te willen kruipen en

toegedekt te willen worden. Haar koele handen
die vlijtig mijn wanordelijk slapen

tegenhouden, mijn dromen uit elkaar trekken.
Er zijn als ik wakker word.