Literatuur is dus niet louter versiering van het leven, maar haar essentie ‘die tot taak heeft het gat tussen ervaring en taal te dichten’. Dat geldt voor de ‘belachelijke’ gedichten van Jacob Groot net zo goed als voor de waanzin van Jan Arends of de carnavaleske overdaad van Lucebert. Wat de mensheid definieert is dat hij het ondanks alles blijft proberen. Dat poëzie het gat nooit kan dichten, en juist daarover schrijft, is nu precies wat haar subliem maakt.
Yra van Dijk, in: Met taal is het lastig vrijen, over Piet Gerbrandy en de Jan Campertprijs, NRC Boeken 16 januari 2015
Mart
25 januari 2015 — 08:47
Trekt poëzie niet gaten juist?
alja
25 januari 2015 — 09:35
in de zin dat het bloot legt, ook