‘Wat is liefde?’ vroeg de woestijn.
‘Liefde is wanneer de valk boven je zandvlakten vliegt. Want voor de valk ben jij een groen veld en hij is nooit teruggekeerd zonder buit. Hij kent je rotsen, je duinen, je bergen, en jij bent gul en goedgeefs voor hem.’
‘De snavel van de valk trekt stukjes uit mij weg,’ zei de woestijn. ‘Jarenlang verzorg ik zijn prooidieren, ik leid ze naar het beetje water dat ik heb, laat ze zien waar het weinige voedsel zit. En dan op een dag daalt de valk uit de hemel neer, juist op het moment dat ik de liefkozing van de prooidieren op mijn zand zal voelen. Hij haalt weg wat ik heb grootgebracht.’
‘Maar dat is toch precies waarvoor je de valk hebt grootgebracht,’ antwoordde de jongen, ‘om de valk te voeden. En de valk zal de mens voeden. En de mens zal ooit je zand voeden waar dan het wild weer uit opduikt. Zo draait de wereld door.’
‘Is dat liefde?’
‘Ja, dat is liefde. Het is datgene wat zorgt dat prooidieren veranderen in een valk, de valk in een mens en de mens weer in woestijn. Het is datgene wat zorgt dat lood verandert in goud en het goud zich weer verstopt onder de grond.’

Paulo Coelho, uit: De alchemist