Ik weet het, God, ik wandel op Uw hand,
De zachte rimpels zijn de aardse wegen:
Men wandelt altijd weer zichzelven tegen,
Want aan de wereld grenst geen overkant.

Als alles lukt valt men niet van de rand
En aan het schoonste komt men uitgekeken;
Men meerdert met de jaren zijn gebreken,
Alleen de vaste lijnen houden stand.

Maar op een nacht vult zich Uw hand met droomen
En schuift Uw vinger met een speelsch gebaar
Een kleine bruid tot waar de kinderen komen.

Uw palm wordt zachter en het bed is klaar
– De sterren zijn in aantal toegenomen –
Dan sluit Uw hand en vormen zij een paar.

Bertus Aafjes, Ik weet het, God
uit: De karavaan