Zwijgend pakt hij zijn tas in: een fles drinken
Een broodje, een pen, een schrift, een

Sinaasappel; iemand die voor zijn proviand zorgt
Verdwaalt niet, laat niet

Bewust de rest in het bos achter, zichzelf aan
De vloedlijn

Dan neemt hij mijn vaders fiets, waarom mijn
Vaders fiets en vertrekt

Als hij tegen de avond terugkomt, is mijn gezicht
Droog en glanzend

Ik vraag alleen of hij tegen wind had, zijn krullen
Staan omhoog namelijk

Zijn wangen blozen, wat eten we, vraagt hij, de
Tas valt op de grond

Ik wil zeggen hoe gezond hij lijkt maar we noemen
Het kut zadel van opa