Nu zij er niet meer is om het dood gaan
Op te dragen, fluisterend, sissend dan wel
Geruststellend, nu

Zij niet meer lijdt voor mij: aan dit leven
De man of de omstandigheden, nu zij
Niet meer zegt dat

De bloemen in de vaas stinken of hoe het
Regenen zal, dagen achtereen, nu zij mij
Niet meer

Manen zal huiswaarts te keren, wie dan
Neemt haar plek in, wie dan duwt mij tegen
Het tuinhek en zegt mij

Het terrein af te sluiten, te bewaken, de
Scharnieren te oliën, het grint aan te harken
Bereid te zijn voor

Welke bezoeker dan ook, aan wie schrijf ik
Nu als zij er niet meer is om de post ongeopend
Onder de fruitschaal te laten?