Vanaf het moment dat hij, bellend via dit scherm
Mij de beelden laat zien, buitelend over elkaar heen

En dan nog zijn stem daartussen, niet wachtend op
Mij maar reeds in een andere kamer

Leef ik tussen het stof en de spinrag en de verloren
Sporen in een land ver van het mijne

Met mijn ogen half dicht zie ik mezelf glijden over
De lichte heuvels, voorbij de bocht

Een poort, een kerk, de bakker, zijn grijns, het bewijs
Dat wij ergens zijn waar

We niet hoorden te zijn en desalniettemin zo welkom:
Voyeurs van een geleefd leven

Dat alleen nog maar samengevat vertoond kan worden
Aan de hand van hem

(met de W. uit mijn verhalen werk ik aan een volgend filmprojekt)