Het schrift van de indiaan valt open. Het verbaast hem dat de bladzijden de grote, oplopende wei blijken te zijn. Met boven aan de wei wat zwarte krabbels van bomen, een muurtje. En dwars door de aanrollende duisternis heen ziet hij de wind langs de helling stromen, over het gras glijden, hij ziet de rode kafnaalden het zonlicht kammen, vlammende naalden, de dichtbegroeide aarde, de wortels, de rots.

E. Annie Proulx, uit: Postcards