“Ooit heb ik in een interview op de vraag of ik veel last had van zelfreflectie, geantwoord: “Ik lig er niet van wakker.” Uitspraak die prompt uit zijn verband werd gerukt en tot titel van het hele interview gepromoveerd.
Misschien is dàt de reden waarom ik geen dagboek bijhoud. (Ik vind dat zelfreflectie, evenals sex in film of roman, functioneel moet zijn. Het is geen doel op zichzelf. In dagboeken vaak wèl.)
Bovendien interesseert mij vaak minder wat ik meemaak, het verlies van een vrouw, huwelijksmoeilijkheden met een tweede, het verlies van jeugd, van een moeder, dan hoe ik het verwerk. Dat verwerken doe ik in poëzie.
En het eigenlijke meemaken – wat zich tot dagboekaantekeningen zou lenen – is iets waar ik eigenlijk zo gauw mogelijk van af wil zijn, want dat is meestal niet zo prettig.

via neefje T., Herman De Coninck, uit: brief 13 februari 1985, uit de bundel: ‘Een aangename postumiteit; brieven 1965 – 1997’

“Ik las je log & huilde onder andere omdat ik nog steeds neefje T. mag zijn.

mail neefje T. als reaktie op de ijskoude handen van gisteren