Ik huil om mijn vader, zei ik toen maar ik huilde
Om alles, om de zorgvuldigheid waarmee hij mijn
Haren bond, niet de vader, niet de zoon maar

Een van mijn mannen, ik huilde om het oude vel
Dat blank om zijn armen hing, de arm om mijn
Schouders, we hoefden

Zei hij, niet te vrijen, hij hield van een afstand
Van mij, er was altijd die ene, die erkende, die
Eeuwig

Daar zijnde, ik huilde om de ernst waarmee hij
Van me hield en het gemis dat automatisch
Verscheen, dat ik nooit

Los kom, zei hij, van die schuld, ik huilde om de
Gebaren die zo zinloos bijna tussen ons in hingen
Veel langer geleden dan

Jij wist, veel zwaarder dan jij vermoedde, ik
Huilde om het kind dat niet gekomen was, zijn
Woede als

Zij wel geboren zou zijn, mijn vergeefsheid
Ik huilde omdat hij altijd vroeg wat of ik ging
Doen als ik

Me bukte in zijn schoot, wat of ik dacht dat dat
Ging veranderen, ‘must we do as we told’ * en of
Ik nooit

Ophouden zou, ik huilde omdat hij ophield en
Omdat ik een kort rokje droeg en rood toen ik
Voor de laatste keer

Hem zag, ik huilde omdat jij zou zeggen later
Dat er geen betekenis school in deze toevallige
Samenloop van

En me alvast waarschuwde voor die intensiteit
Waarmee ik, weer veel later, zou schrijven dat
Ik eens huilde omdat

Nou ja, zijn haarloos rimpelloos plooiloos lijf
Op een foto veel zonniger leek dan dat van toen
En glijdend van

Voorbijgaan niets wist, dat ik het maar moest
Zeggen, zei hij, als ik hem wilde zien en dat hij
Zou komen

Dan, ik beloofde mezelf beterschap, jij zou
Proosten op een goede afloop, ‘rise again’ en
Een toonvast

Gezang, parlando-achtig zei een meneer van haar
Werk, ik ben zo vloeibaar, zei ze, een rivier
Keert terug naar zijn bron

Een dijk breekt door, waarschuwt hij en trekt
Haar lijf aan haar haren omhoog tot daar waar
Hij de breuk

Stoppen kan, ik huil alvast voor later, zegt ze
Voor dat moment waarop je met zorg mijn
Gezicht vrij maakt

log van 21 mei 2010, getiteld
goud op snee