De lijkkist is een soort goocheldoos, bedekt
Met gouden pailletten, rode sterren, blauw
Fluweel, zodat straks

Aan de voeten van de rest van de wereld
Zij haar geheimen zal ontvouwen, er is
Voor hem een figuurtje dat

Danst aan een veer en dus elke keer terugkomt
En voor haar een troefkaart met zeven ruiten
Zij schudt

Voor hen een meterslange boa die steeds weer
Uit haar armen rolt en misschien tovert zij
Mijn cowboylaarzen in

Gouden muiltjes, vooralsnog echter blijven
De pailletten roerloos liggen, op het tromgeroffel
Verschijnen slechts

De zes mannen die haar dragen, van ongelijke
Lengte struikelen zij over haar weggeworpen
Goochelstok