De natte vouwen in het laken en mijn hoofd
Daartussen en mijn hand zachtjes

Over de slierten haar, dat ik niet mijn gezicht
Durf te raken of

De ogen open het licht nog zie dat aarzelend
Blijft hangen tussen

Dag en nacht, niet wil opstaan om de stilte te
Horen, de koele

Tegels te voelen, de leegte van het huis, een
Andere naam, zeg ik

We moeten een andere naam verzinnen voor je
-vreemdeling, verloren zoon, Aji

Hij ruist bezijden mij, hij klikt op mijn toetsen
Hij blaast adem in mijn neus

Nee, zegt hij, ik ben de werkende, de speler, zoon
Van God, zoon van jou