Tijdens de rit van 37 minuten, passeren de mannen
Mij, ik kan zelfs als ik rechtop ga zitten, de kruin
Zien van een van hen

En hoewel ik meteen weer wegzak, voel ik zijn
Aanwezigheid tot het eindpunt, de anderen staan
Onderweg in het zompige land, niemand

Zwaait, ik probeer strak voor me uit te kijken maar
Er zijn lammetjes en ze springen in mijn ooghoek
En hoeveel waren het nu eigenlijk helemaal

Zelfs met ogen dicht, tellend, gaat de tijd aan me
Voorbij, hij maakt aantekeningen in mijn schoot
Ik trek sloten langszij

Bij het uitstappen, danst zijn haar op zijn regenjas
Het leukst waren altijd, zei hij, die stukjes over
Jezelf