Flarden in de nacht zijn kermisgeluiden, een deur die niet
Open wil voor een dronken bezoeker, een auto die niet
Meteen start, een bootje dat nog gaat varen en dan mijn
Titels, openingszinnen, dialogen met
De mannen uit het boek, de maan schijnt onbekommerd
Zoals mijn mobiel oplicht, mij zoekend in dat strakke bed
Waar ik mijn pijn tegenhoud met kinderlijk ingestopte
Rand
Alleen als A. besta ik, krijgen we nu, zegt de lezer voor
Wie ik nog een naam moet maken, een stukje verantwoording
Waarin gezegd wordt dat overeenkomst met bestaande
Figuren geheel en al
Toevallig is? achterop zijn oude fiets vervoert hij de
Lektuur die ik mag lenen uit zijn bibliotheek als ik maar
Teken op een papieren bewijsje dat ik als A. zorgvuldig
Te werk zal gaan en dus
Verontschuldig ik mij bijvoorbaat, ik houd u wakker in
De nacht, ik giechel vanuit het reuzenrad dat naast de
Maan in uw hemel draait en met mijn auto’s schiet ik
Over het water van uw gracht
O A., denk ik en dan iets van nooit te hoeven stoppen
Omdat dit mijn enige dialoog is, mijn enige opening, mijn
Enige titel, dronken bijna van geluk en mijn enige
Bezoeker
log 21 augustus 2010 getiteld dat weet hij, zegt hij
:
http://vimeo.com/35327837
elbert gonggrijp
20 januari 2012 — 11:17
Ach ja, Alja…Zijn dit de overpeinzingen van een dichter vlak voor haar ” debuut “? Wees wie jij bent en jij weet als de beste hoe relatief het leven is. Droom dus maar voort en blijf observeren….
alja
20 januari 2012 — 13:53
Dit is een oud stukje, Elbert maar dank voor je steun!