Opnieuw gaan in de rillende zwarte ochtend minuten
zinloos voorbij aan het wachten achter het

weigerende scherm, moet de woordenstroom in mij
zich de stilte laten welgevallen en de haast

die in mij huist vertraagt zich alsof het een dagelijkse
oefening zou zijn in bewust nadenken,

dan pas kan ik reageren. Het is zomaar illustrerend voor
alles dat ik aanga: mijn woede over

een formaliteit die mij wegzet als onverantwoordelijk en
profiterend komt pas na een jaar, mijn

stampvoetend meisje veegt pas na een tien jaar met een
onverlaat de vloer aan, de lijken vallen eerst

na een leven lang uit de kast en er was nog iets met het
me schuldig voelen na een vergrijp uit 1853.