Tegenover zit een man die zo nu en dan schatert om iets dat
uit zijn koptelefoon komt, het is alsof je iemand

betrapt die met een liedje meezingt terwijl hij niet kan zingen
zodat je naar buiten kijkt en doet alsof je het niet

hoort terwijl hij je trots aankijkt en in de maat wil knikken en
je toch zit te wachten op het vervolg. Achter hem

zit een sacherijnig meisje haar make up bij te werken, naast ons
is een jongen druk aan het typen, iemand belt met het

thuisfront en zegt dat het nog meevalt met de drukte en het regent
nauwelijks, mijn handen blijven in de zakken steken

en mijn benen liggen languit en het lampje boven het toilet is al
drie kwartier rood en iedere keer weer is het een

bevrijding als de deuren openschuiven en we in beweging komen
en allemaal op die ene trap passen naar de uitgang.