In de nacht ben ik evenwel de ander. Terwijl ik me zijn neusje
herinner dat in mijn hals zoekt naar de slaap, de
vreemde geluiden buitensluitend, de handjes onder zijn hoofd,
verzin ik me hoe de really big one kwijtraakt in
stad en steeg, waan en wanorde en krijs ik, stil evenwel, om
reactie en thuiskomst en blijven vooral. De
droom is dezelfde, ik moet alle deuren sluiten, de achterdeur
is die van mijn ouders, de tuin erachter een
donker gat, koude nevels stijgen op, ik ben nog maar net op
tijd, een figuur bonkt tegen het glas, ik moet
met mijn lijf duwen om het schuifje naar voren te halen en
dan moet ik nog alle andere deuren doen. Ik
geef instructies aan overige bewoners maar er is niemand, het
huis wordt steeds groter, de kou ook. Zo verlies ik.
Wouter
4 mei 2019 — 06:16
Prachtig gedicht Alja. Zo’n zin als : het huis wordt steeds groter, de kou ook. Daar de dag mee te beginnen ☺️
alja
4 mei 2019 — 10:10
dank je, x
John Zwart
5 mei 2019 — 12:05
de droom als tijdelijke zielsverhuizing