“Die ruimte. Die begint in het midden van mijn voorhoofd en eindigt in het midden van mijn kruis. Hij kan zo breed zijn als mijn lichaam en zo smal als een spleet in een vestingmuur. Op dagen waarop gedachten vrijelijk stromen of, nog beter, helder worden door me in te spannen, dijt de ruimte ontzagwekkend uit. Op dagen waarop onvrede en zelfmedelijden binnendringen, versmalt hij, en snel ook! Als de ruimte groot is en ik die volledig bezet, proef ik de lucht, voel ik het licht. Ik adem regelmatig en rustig. Ik voel me tevreden en opgewekt, niets kan mij beïnvloeden of bedriegen. Niets kan me raken. Ik ben veilig. Ik ben vrij. Ik kan denken. Als ik het gevecht om te kunnen denken verlies vernauwen de grenzen zich, de lucht raakt vervuild, het licht wordt overschaduwd. Alles is damp en mist, en ik heb moeite met ademen.”

uit Fierce attachments: a memoir van Vivian Gornick, vertaald door Caroline Meijer tot Verstrengeld: over mijn moeder, de liefde en New York