Een vrouw komt haastig de coupé binnen en zet zich
tegenover, tilt haar rokken op en plaatst haar

benen uit elkaar, zet de tas op schoot en haalt een
voorraad tissues alsof een schoolklas aan

het huilen is, en stopt de papieren zakdoekjes tussen
zichzelf en de jurk, in haar pumps, wrijft

langs haar hals, over haar bril, langs haar armen, pakt
de bloemen van de jurk en knijpt ze uit,

knopen langszij, en terwijl iedereen haar gadeslaat,
ontstaat een plasje water onder haar

waarover we later zullen springen. Er is niemand die
iets zegt. Naar buiten kijkend zijn er

drie vier druppels op het raam, witte wolken deinen
boven het oranjebruine land, een vlieg zoemt.