‘Ze zou schrijver worden en zou – doordat ze schrijver was, ofwel door datgene waardoor ze schrijver had willen worden – zich telkens weer overvallen voelen door de veranderlijkheid van woorden. Een woord was geen ding, nee. Een ding was geen woord. Maar op een of andere manier waren die twee – dingen – aan elkaar gekoppeld. Was alles dan nog maar één groot verzinsel? Woorden waren als een onzichtbare huid die al het bestaande omhulde en er realiteit aan verleende. Toch kon je niet zeggen dat de wereld er niet zou zijn, niet werkelijk zou bestaan als je de woorden afschafte. In het beste geval leek het erop dat de dingen de woorden kunnen heiligen die hen van elkaar onderscheidden, en dat woorden alles kunnen heiligen. (Maar deze dingen zou ze in interviews nooit zeggen)’

Graham Swift, uit: Mothering Sunday: a romance,
vertaald tot Moeders zondag door Irving Pardoen