De dingen zijn zoals ze zijn, precies even groot als toen.
Hij paste in mijn hand, ik kon nog net een
huppeltje maken aan de stoeprand of met mijn ene vinger
los een kriebel binnen in de zijne. Ook
kleefde er snoep en ander zoetigheid, waarom los te laten,
geen rij voor de speeltoestellen, het gras
hoog tussen de roestige attributen. Opzij kijkend was hij
even groot. Ik lag zacht te wachten op
niemand, de sterren verbonden met potloodlijn, aan het
eind van de regenboog de emmer met goud.
Hij was iedereen. Vlinders op het topje van een neus, mieren
over een blote enkel, madeliefjes die met
een nagel in hun steel doorboord weer aan elkaar geregen
werden, zoemende bijen boven de heerlijkheden.
Elbert Gonggrijp
16 juni 2018 — 12:47
Weer een prachtige herinnering tot leven gebracht. Ik zie persoonlijk in de hij niet alleen een vader,, een minnaar, maar ook zoiets als een almachtige God…:) Maar dat zal wel iets van mij zijn…
Lieve groetjes,
Elbert
Harry
16 juni 2018 — 13:56
‘de geluiden bijna hoorbaar’